Oued el Rasa en de cirkel deuken  

Mijn goede vriend Oued vertelde me dat hij werd gevolgd door een cirkelvormige oneffenheid in de rivier. Hij vond dat opzienbarend, maar gelukkig niet op een nare manier. Eerder kietelend, als een grasje onder zijn vaak blote voeten.

De cirkel was voor het eerst verschenen toen Oued aan de oever zat te mediteren. Met een zachte blik had hij naar het zand voor hem gekeken totdat zijn gekruiste benen pijn begonnen te doen. Af en toe zag hij de cirkel rustig meedeinen op de golfjes die de langsvarende schepen richting de oever duwden.

Van dichtbij zag Oued hoe de cirkel bestond uit een klein twintigtal deuken in het wateroppervlak. De wanden van de verschillende deuken waren doorzichtig en bestonden uit hetzelfde stromende water als de rest van de rivier. Zijn hart maakte een sprongetje. Hij vond het prachtig om te zien hoe het wateroppervlak diepte kreeg en toch overal aan de oppervlakte bleef schitteren in de zon. Oued stond op, ademde driemaal in en uit door de neus, pakte zijn opgerolde deken met zijn schaarse bezittingen erin en liep stroomopwaarts. ‘s-Avonds at hij wat hij onderweg van mensen gekregen had en bracht de nacht slapend door onder een boom.

De volgende dag mediteerde Oued zoals gebruikelijk bij zonsopgang met uitzicht over de rivier. Daar zag hij de cirkel deuken in het water liggen die hem vervolgens wederom de hele dag zou blijven volgen. Zo gingen enkele dagen voorbij. Hij mediteerde, liep langs de waterkant, sliep aan de oever terwijl de cirkel in zijn buurt bleef en hij daar niets van begreep.

Een rood langwerpig stuk plastic dat hij in het zand vond bracht daar verandering in. Het leek een grote scherf van een pijp waarvan de vorm hem deed denken aan een van de deuken in de cirkel. Hij liep ermee naar de waterkant, wachtte tot de cirkel genaderd was, en legde de scherf in de deuk. Hij paste perfect. De stromende wanden omsloten het scherpe voorwerp en vormden er een dun laagje overheen. Alhoewel Oued gehurkt in het zand op de oever zat voelde hij zich omarmd door het water.

De volgende ochtend werd hij wakker onder een lopende band waarvan aan het eind een constante stroom zand op een hoop viel. Hij was op een zandafgraving waar hij graag sliep. Toen hij na zijn meditatie opstond viel zijn oog op verschillende metalen bouten en verroeste stukken ijzer. Eenmaal aan de waterkant bleek hij hiermee meer dan de de helft van de deuken in de cirkel te kunnen vullen.

Oued liep verder langs de rivier op het harde zand, vlak naast het water. Het regende zachtjes, maar het was een warme windstille dag, dus koud had hij het niet. Hij rook de door de regen gezuiverde lucht en een zoete rottingsgeur van algen in het water. Op dit stuk langs de rivier had hij al tientallen, honderden keren gelopen. Even verderop zouden de stalen kolommen van de aanlegsteiger bij de schroothoop in zicht komen. Hij glimlachte. Tussen al die harde materialen en grote constructies voelde hij zich zo thuis als een spelend hondje op de buik van z’n moeder.

Met dit opgewekte gevoel, energiek als een kwispelend staartje, liep Oued de schroothoop op. Zijn blik viel op de arm van een hijskraan die uitstak boven een stapel verwrongen buizen. Hij baande zich een weg door en over het staal en kwam met een sprongetje naast de hijskraan terecht.

Oued herkende onmiddellijk diverse deuken van de cirkel in de objecten die naast de hijskraan op de grond lagen. Een stuk ijzerdraad, een dikke groene plastic slang en een deksel van een verfblik wat door alle roest nauwelijks nog als zodanig herkenbaar was. Hij bedacht dat hij nu bijna alle deuken in de cirkel kon vullen. Alleen een klein cirkelvormig object, bol aan één kant, miste hij nog. Met zijn ogen tastte hij alle voorwerpen in zijn omgeving af.

Grote ronde vormen zag hij genoeg in de stalen buizen. Maar geen kleine. Hij bleef staan, haalde rustig adem. Adem in door de neus, zijn buik bolde, adem uit door de neus, zijn buik zakte weer in. Totdat hij geen drang meer voelde om door te zoeken. Buik bolde, bleef even op zijn volste punt, en zakte weer in. Vervolgens klom hij gedachteloos via een roestig laddertje in de cabine van de hijskraan. Hij bleef gehurkt zitten op de plek waar ooit de bestuurdersstoel moest hebben gestaan.

De wittige aanslag op de raampjes vermengde zich met de bloesem van de bomen verderop. Diverse metertjes stonden roerloos achter gebarsten glazen wijzerplaten. Her en der een geel vliesje verf losjes op het roestige dashboard. De knop van de pook stond op een dunne metalen stengel fier overeind. Oueds blik bleef erop rusten. Zo op het oog leek de knop perfect in de laatste deuk te gaan passen. Hij draaide hem los en klom er mee naar beneden.

Met de veelbelovende vondst in zijn hand liep hij naar de oever. Oued keek naar het plattegrondje op de bovenkant waarmee de versnellingen werden aangegeven. Geel korstmos overdekte hier en daar de cijfers. Minuscule barstjes – dan weer licht, dan weer donker – sloten erop aan en leidden ervan weg. Oued glimlachte.

In de hoek van een krib en de oever hurkte hij bij de cirkel die daar op hem lag te wachten. Één voor één pastte hij de voorwerpen in de resterende open deuken. De knop als laatste. Toen ook die met een klein laagje water werd overspoeld schommelden alle objecten een paar keer heen en weer, groeiden in een vloeiende beweging aaneen en veranderden van kleur. Of verloren hun kleur, want inmiddels vormden de objecten één grote spiegelende cirkel die schitterde onder het water. Zo zag Oued hoe de wolken door de golfjes dreven die op hun beurt over her en der een streepje blauwe lucht spoelden. 

Toen Oued zich vervolgens over de spiegelende cirkel boog zag hij zoals hij verwachtte zijn eigen evenbeeld. Maar één ding was duidelijk anders. Op de plek waar hij zijn hoofd vermoedde rustte nu de met objecten gevulde cirkel op zijn schouders. Het rode stuk plastic, het verfblik, de knop van de pook, stukken roest, de metalen bouten, en de groene plastic slang staken boven zijn romp af tegen de lucht. Oued lachte, schaterde, viel zittend op zijn hurken achterover en trappelde met zijn voeten in de lucht. Het voelde alsof de rivier en het hele landschap met hem mee lachte. Alsof er een dierbare herinnering werd gedeeld in een hechte vriendengroep. Toen Oued weer overeind kwam was de cirkel verdwenen. Op zijn romp voelde hij als vanouds zijn eigen hoofd, met zijn eigen ogen, oren mond en neus.

Hierna werd de cirkel nooit meer door Oued gezien. En als ik hem vraag of hij dit verhaal verzonnen heeft, dan antwoordt hij keer op keer dat dat geen verschil zou maken. Daarna zwijgt hij en wijst lachend naar de rivier.

Korte
verhalen